Pythagoras en de gitaar

Zijn papa speelt gitaar in een band. Hij mag van zijn vader eigenlijk niet aan de gitaren komen die in de kamer staan. Maar als opa komt oppassen wordt wel eens de hand gelicht met de regels. Een beetje tokkelen moet toch kunnen. Met een kleine aanwijzing ontdekt hij dat de toonhoogte van een snaar verandert als je de snaar ergens in het midden hard indrukt. Dus als je lengte van de snaar aanpast gebeurt er iets met de toonhoogte. Het is voor een kind heel spannend om zo’n relatie tussen oorzaak en gevolg te merken. Dat zal in het latere leven heel vaak van pas komen, althans dat denkt opa. Het aardige van een aangeslagen snaar is dat je kunt voelen dat hij trilt. En wellicht komt dan de gedachte boven dat trillen en geluid iets met elkaar te maken hebben.

Pythagoras (570-595 v. Chr.) had dat ook in de gaten. Het verhaal gaat dat hij langs een smederij liep en smeden hoorde hameren. Het viel hem op dat soms twee hamers die tegelijk werden geslagen mooi samenklonken, terwijl dat bij andere hamerklanken niet zo was. Hij bedacht dat de toonhoogte van de hamers met hun gewicht samenhing. Thuis ging hij experimenteren met snaren waaraan verschillende gewichten werden gehangen. En zo ontdekte Pythagoras dat mooie samenklanken te maken hebben met getallen die de gewichten weergeven. Zijn conclusie: harmonie hangt met ideale getalsverhoudingen samen. Met zijn volgelingen bouwde Pythagoras een gemeenschap die getallen ging bestuderen vanuit de gedachte dat het menselijk leven, de natuur en de kosmos geregeerd worden door getalsmatige wetten.

Harmonie-deer-sferenEen voor de hand liggende gedachte was, dat wat trilt, algemener gezegd wat beweegt, geluid maakt. Je hoeft geen Pythagoreër te zijn om bij een heldere nacht te zien dat de sterrenhemel “beweegt”. Dan lijkt het niet vreemd om te veronderstellen dat de bewegende sterren geluid, eigenlijk muziek, maken. En omdat de afstanden tussen de sterren voldoen aan ideale getalsverhoudingen volgens Pythagoras, zal die muziek harmonisch klinken. Het lastige met de hemelse muziek was echter wel dat je heel bijzondere “antennes” nodig had om het te kunnen beluisteren. Eigenlijk was het een innerlijk horen. We weten van de nuchtere Aristoteles dat hij het maar onzin vond en dat hij zei die muziek niet te kunnen horen. Deze zogenoemde harmonie der sferen heeft heel lang doorgewerkt in onze Westerse cultuur. En het idee dat sommige muziek bijna hemels klinkt komen we ook vandaag de dag nog tegen. Iedereen heeft wel de ervaring dat bij sommige muziek een innerlijke snaar wordt geraakt.

Ik probeer de snaartheorie van Pythagoras een beetje op mijn kleinzoon over te brengen. Mijn idee van harmonie blijkt niet te interfereren met zijn jeugdige en enthousiaste muzikaliteit. Dan maar eens proberen om de harmonie de sferen te beluisteren. Samen heel stil zijn en wachten tot de harmonieën uit het heelal binnenkomen. Het lukt bijna totdat opa wakker schrikt van zijn eigen gesnurk. Weg verstilde harmonie.

You may also like...

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.